Gedicht 1
Tussen jeugdige onbezonnenheid
en grijzende wijsheid,
naast sportieve ontplooiing
en creatieve geletterdheid,
genietend van een winterzonnetje
onder de mantel van de zorg
zit de Zonnevogel,
lonkend naar het lokkende zwerk,
klaar om de vleugels te spreiden
op zoek naar de eeuwige gloed,
de oneindige einder tegemoet.
Gedicht 2
Ode vol bomen
Waar de wind op een he(r)f(s)tige dag komt beuken en hitsige honden komen sparren.
Waar verliefde koppeltjes elkaar omhelzen
en deals met geijkte formules worden gesloten.
Waar vluchtige vogels met bessen in de bek naar een verwaaid konijn komen piepen.
Waar chirojeugd zich met denderend geraas
in de homo ludens komt verdiepen.
Gedicht 3
Waar jong en oud
Leeftijd spiegelen
Aan geluk en samenzijn
Mijmerend op de bank
Een glimlach toveren
Van pure eenvoud
De zon lokt
Rijkdom op de speeltuigen
Klimmend naar ongekende hoogtes
Gedicht 4
Kinderen stoeien
Buurtbewoners verzoenen
seizoenen kleuren
Gedicht 5
Ranke gele roos der velden
Altijd het gezicht naar de zon
Samen in dezelfde richting
vooruit kijkend,
een zomer lang
Symbool voor zon en liefde
Warme gevoelens
van geluk en toewijding.
Wij adoreren en bewonderen u
een leven lang
Gedicht 6
zonnebloempark
verstopt tussen de bosjes schuilen souvenirs
van kleine blonde meisjes
hoog tussen de takken van de kastanje
dartelend van kamp naar klimrek
buitelden ze proestend in het zand
met vrienden voor het leven
schommelend met blote tenen
kusten ze de hemel
als zonnebloemen groeiden ze
naar het licht en uit onze handen
gleden ze met tram twee
van de kleine speeltuin naar de echte
