Gedicht 1
Berk
ik ben de berk
aan het meer
waar het zwaard
ten hemel rees
ik ben de witte boom
het kind van de nacht
ik ben de herder
van het water
aan de oever
van je hart
Gedicht 2
Het groene
uitgespreide bladerdak
speelt dartel met de zon
en de koelte.
Het pad knispert
eeuwenoude wielen
en paardenhoeven
in galop naar het kasteel.
De bomengalerij groet
de wandelaar en vleit
de stilte tot rust
op een bank.
Gedicht 3
Gedicht aan een boom
aan u ontwaakt
bij nachtelijk vuur
toen de zon zich
boven ons wendde
een eiken kroon
een vloeibaar licht
een stenen droom
een boomgedicht
in haar schaduw
woont de tijd
Gedicht 4
De machtige middenbeuk
van onze Zwijnaardse kathedraal
biedt verkoeling en verkwikkende rust.
Ranke zuilen reiken tot de hemel
ontdaan van alle overbodige ornamenten.
Geen majestueuze schilderijen in zijbeuken,
wel subtiele biechtbankjes
met wisselende heiligenfiguren
op zoek naar zielenheil, troost of inspiratie
voor het voorthollende leven.
Met steeds wisselende kleuren
en monstransen van licht
bleken glasramen overbodig en onnodig.
Een dik herfsttapijt
dempt ingetogen voetstappen.
Hier geen gevloek noch gepreek,
enkel geruis van passanten,
een blaf of kindergejoel.
In het tochtgat dwalen wervelende sterren
en spetterend wijwater
wacht op frisgroene tinten
die een hete zomer aankondigen.
Gedicht 5
Ze is diep gekwetst
De oude treurende dreef
Benieuwd om wat komt
Gedicht 6
Lopend door de dreef
Vliegt de tijd door mijn haar
De bomen denken diep na.
Gedicht 7
Hoe de Vrouwe kleurt...
wanneer uw licht zich
over het grijs ontvouwt
en straalt oranjeblauw
in holtes van mijn ziel
ontstaat wat wonder
heten zal voor altijd
genadig is uw vuur
waarlijk verlossend
kom, Vrouwe en laat
hier kiemen wat eeuwen
van zon verstoken werd
onder donkergroen gras
Gedicht 8
Onze Prelaatsdreef kreunt
Onder een zware last.
Ze sleept haar verleden mee
vecht een race uit met de tijd.
Onze mooie oude dreef
slaakt een diepe zucht
om haar verloren aanzien
waarvoor andere dreven haar benijden.
Onze mooie dreef hijgt en weent
om haar verloren importante passanten.
Prelaten en graven te paard of met koets
hebben haar de rug toegekeerd.
Maar laat de mensen niet verdwijnen
die er wandelen,
en samen met de bomen hopen op zuivere lucht
zodat deze fraaie wandeldreef
nog lang kan overleven
Samen met ons.
Gedicht 9
hoe je in de lente struikelt in te grote schoenen
of hapert aan ouderlijke wortels als je het pad verlaat
en toch in het midden weer doorgaat
hoe onder een koepel van zomers groen de race vertraagt
naar ontmoeten. hoe leibanden en nieuwe hondennamen
uitdraaien op een gesprek
hoe je de oogst telt met of zonder feest,
zorgen loslaten doet wentelen
naar een latere bodem
hoe oude knotten een wintervacht vinden
in dubbele lagen
hoe licht bij sneeuw langere schaduw geeft
zo doet een bank je zitten,
maakt je tot getuige
Gedicht 10
De Prelaatsdreef Zwijnaarde
in de lente struikelen met te grote schoenen
haperen aan ouderlijke wortels als je het pad verlaat
het midden hervinden om weer door te gaan
leibanden ontwarren draait uit op een snuffelend gesprek
groen krijgt kleur, linten markeren het haastige trouwerspad
enkel onder zomers loof vertraagt de race
een bank doet je zitten, maakt je tot getuige
oogsten geraken nageteld, met of zonder feest
geknot plooien wonden naar binnen
de herfst belaagt de bomen
kruinen laten los, voeden een latere bodem
ogen wennen bij sneeuw trager aan licht en langere schaduw
krimpende vingers vinden stok en steun
zerken wenken in het westen