Voedselbos min

Gedicht 1

 

Alleen in mijn bos

Volmaakte imperfectie

Ordinair eiland

 

Gedicht 2

Het bladergroen gonst

Van kinderstemmen

Voedsel voor groot en klein

Op roze banken van geluk

 

Bomen die dromen dragen

van pure onschuld

Mens en natuur

Samen groeiend

Tot aan de wolken en terug

 

Gedicht 3

Dansende (voedsel)bos

Er dansen jonge bomen en bloemen

in het rijk bezaaide voedselbos,

op het ritme van

de zwaaiende wind.

Met bewonderende ogen

aanschouw ik hun schoonheid,

ontluikend en groeiend,

me verrassend elke dag.

In een wasem van planten en kruiden

loop ik langs een geurig pad,

zoekend naar en zoete mispel,

veel te vroeg mijn verlangen volgend.

Dienende insecten en vogels

figureren en werken verder

aan de voorraadkamer

van ’t geboomte en ’t gewas

Zalig te vertoeven

in het smaakvolle voedselbos.


 

Gedicht 4

 

Bij ondergaande zon

komt het bos tot leven.

Takken breken,

geritsel af en toe

Het schokkend knorren

verraad een zoekend zwijntje

naar iets lekkers om te eten.

Aan beukennootjes en eikels

geen gebrek.

Ook wroetend

langs paadjes en wegen

waar de grond wat warmer is.

Daar zijn veel bodemdiertjes

voor een zwijntjesmaal ook niet mis.

Daarom lopen met genoegen

alle zwijntjes los

in het koele lekkere Zwijntjesbos.

 


 

Gedicht 5 - Het bos

 

Er staan bomen waar ik me achter kan verschuilen.
Sterk en krachtig soms aan het huilen.
Een eekhoorn die zonder enig woord kan voelen wat je wil zeggen en wat je bedoelt.
Problemen die samen met alle andere zorgen met de wind mee zweven.

Na uren verkroppen, verstoppen in straten en dorpen.
Eindeloze wegen door landen en steden kom je naar hier als een springlevend veulen voor het eerst in de wei.

Vrij.

Vrij van al die verplichtingen, vrij van al die verschillende richtingen die je kan uitgaan, beslissingen die jij kan maken die anderen kunnen kraken.

Sta eens stil.
Sta stil bij die krak van de tak.
En besef wat voor moois je hier in het leven allemaal meemaakt.
Wie jij wil zijn.
Wat jou gelukkig maakt.
Zonder dat je vlucht, zonder enig gerucht, de druk van de lucht of van die ene zucht.

En voel je het?

Ruik je het?

Dat is de verse geur van het bos. De geur van “ je kan het” en laat het los...


 

Gedicht 6

 

5 “zwijntjes ” in het bos

gaan er helemaal op los

 

Dartel en vrij

Kleinkinderen van mij…

 

Rennen, lopen, springen

Ondertussen luidop zingen

 

Takken sjouwen

Kampen bouwen

 

Bessen delen

Verstoppertje spelen

 

Laarzen uit

Door het kruid

 

Naar het blote voetenpad

Neen dat kan niet in de stad!


 

Gedicht 7

 

Oh Zwijntjesbos,

schaamlapje, pleister op een houten been,

geprangd tussen wegen van steen,

jij die tevergeefs probeert CO2 te weren,

in het leven geroepen

als kunstmatige buffer

om het geweten te sussen

van beleidsvoerders en betonboeren

en wittebusjeschauffeurs die pakketjes vervoeren.

Gekaapt door groene rakkers

die oorspronkelijke akkers

beplanten met nieuwer voedsel,

bezoedeld door dieseltrucks

of beroepsreizigers op zoek naar geluk.

Wandelaars snellen door het groene g(e)ra(a)s

met surrogaatvogelmuziek in de oren

langsheen Geboortebosbomen

onder een zomerse gloed

de verlossende stilte tegemoet.